Een eigen praktijk? Veel huisartsen beginnen er niet meer aan
Steeds minder huisartsen hebben een eigen praktijk, en steeds meer werken als zzp’er. Jonge huisartsen wijten dat aan de werkdruk. ‘De praktijkhouders die ik ken, worden er niet blij van.’
Als zzp-huisarts Tomas Kok (37) zou willen, zou hij 24 uur per dag kunnen werken, zoveel vraag is er. “Toen ik zeven jaar geleden begon, moest ik nog wel eens mijn best doen om werk te vinden. Tegenwoordig word ik elke dag gebeld door praktijken. Kan je invallen in het weekend, kan je extra diensten draaien?” Twee dagen in de week werkt Kok in een huisartsenpraktijk in het centrum van Amsterdam, de andere dagen vult hij in met losse diensten bij zo’n zeven verschillende praktijken.
Of hij ooit een eigen praktijk wil? “De praktijkhouders die ik ken, worden er geen betere of blijere dokters van. Ik zie vooral veel stress”, zegt hij. “Ik heb nu de mazzel dat ik kan doen waarvoor ik ben opgeleid: patiëntenzorg. Praktijkhouders moeten zich ook bezighouden met zoveel andere taken, zoals de zoektocht naar personeel. Al in januari moeten zij zich zorgen maken dat ze in de zomer niet op vakantie kunnen als ze geen invallers vinden.
Het is de droom van een ruime meerderheid van de aankomende huisartsen: een eigen praktijk, waar ze het vaste gezicht zijn voor hun patiënten. Maar de werkelijkheid dwingt ze die droom bij te stellen: maar liefst 20 procent van de huisartsen werkte in 2019 als zzp-invaller. Het aantal huisartsen met een eigen praktijk neemt al jaren af: van 84 procent in 2000 tot nog maar 60 procent in 2019, blijkt uit cijfers van onderzoeksinstituut Nivel.
De hoge werkdruk zorgt ervoor dat veel huisartsen twijfelen of ze over 15 jaar nog wel huisarts zijn, bleek deze week uit onderzoek van onderzoekscollectief Spit voor de Groene Amsterdammer en Trouw. Die werkdruk zorgt er bovendien voor dat minder huisartsen een eigen praktijk beginnen, zo blijkt uit gesprekken met jonge huisartsen.
“Veertig jaar geleden had een praktijkhouder nauwelijks administratie. Tegenwoordig ben je er dagen aan kwijt, plus allerlei extra zorgtaken omdat de ggz, de jeugdzorg en de thuiszorg vastzitten”, zegt Sophie Brühl (39). Ze is zelf zzp-huisarts en zette daarnaast twee jaar geleden samen met anderen Buurtdokters op, dat huisartsen begeleidt om een praktijk over te nemen van huisartsen die met pensioen gaan.
Brühl ziet een ‘mismatch’ tussen de oudere huisarts, die zijn hele leven in het teken stelt van zijn patiënten, en zijn opvolgers met jonge kinderen die flexibiliteit verlangen. Zo moeten praktijkhouders verplichte avond-, nacht- en weekenddiensten draaien op de huisartsenpost, die ze niet zelf kunnen inplannen. Brühl: “Het verschil is ook dat er vroeger nauwelijks een alternatief was. Tegenwoordig kun je als zzp’er goed geld verdienen zónder al die verantwoordelijkheden.”
Zo ontstaat er een kloof tussen zzp’ers en praktijkhouders, zegt zzp-huisarts Anne Grundmeijer (38). “Op fora waar het werk wordt aangeboden moeten praktijkhouders soms smijten met belachelijk hoge tarieven. Er zijn zelfs praktijkhouders die er een week in een vakantiehuisje bij cadeau doen. Leuk voor de zzp’er, maar niet goed voor de onderlinge solidariteit.”
Zelf hoopt Grundmeijer, die onlangs een dochter heeft gekregen en daarom tijdelijk minder ging werken, dat ze in vaste dienst kan bij een praktijk waar ze al een tijd als waarnemer werkt. “Als zzp’er kan ik meer verdienen, maar dat is niet de reden waarom ik dit vak heb gekozen. Ik ben geen huisarts geworden om enkel brandjes te blussen. Ik wil mijn patiënten leren kennen, dat is voor mij de crux van dit vak.”
Dit artikel verscheen ook in Trouw.
Bron:
Bron:
Bron: